Klaverjassen kan worden gespeeld met 2 tot 5 personen, maar doorgaans wordt het gespeeld met 4 personen in paren van 2. De personen die tegenover elkaar zitten vormen partners en het uiteindelijke doel is om het meeste aantal punten te behalen. Elke speler krijgt 8 kaarten in zijn handen. Elk spel bestaat uit 8 slagen en per slag speelt elke speler een kaart. De winnaar van de vorige ronde begint met het opgooien van een kaart. De volgende speler moet dan een kaart van dezelfde kleur spelen. Datzelfde geldt voor de daaropvolgende spelers. Diegene die de hoogste kaart heeft opgegooid wint de slag en die krijgt de kaarten toegewezen. Heeft een speler niet de gevraagde kleur in handen, dan moet die speler een troefkaart opspelen. Maar heeft een speler voor je ook al een troefkaart opgegooid, dan moet je een hogere troef spelen als je dat kunt. De slag gaat uiteindelijk naar de speler met de hoogste troef. Heb je én geen kaart van de juiste kleur én geen troefkaart, dan mag een willekeurige kaart opgooien. Na acht slagen moet het team dat de ronde heeft gestart, meer dan de helft van de punten hebben gehaald. Lukt dit niet, dan krijgt de tegenstander alle punten erbij.
De bovenstaande manier is het Rotterdams klaverjassen. Hierbij is het verplicht altijd te troeven wanneer je een gespeelde kleur niet hebt. Bij het Amsterdams klaverjassen hoef je niet te troeven wanneer je partner op dat moment de hoogste kaart heeft opgegooid. Daarnaast is er ook nog de Utrechtse variant. Hierbij wordt er bij aanvang geen aanneemronde of pasronde gespeeld, maar moet de speler links van de deler meteen een troefkleur naar keuze aanwijzen. Vervolgens kan er naar keuze verder gespeeld worden volgens de Amsterdamse of Rotterdamse variant.
Terug